‘Ziggo zegt sorry. Dat is de boodschap op de website van de jongste en grootste kabelexploitant van Nederland, nadat de afgelopen weken 14.644 klachten bij de Consumentenbond zijn binnengekomen.’ Aldus NRC Handelsblad op 17 juni van dit jaar.
Nou, Ziggo zegt veel. Maar sorry heb ik nog niet gehoord in de vele telefoongesprekken die ik met het bedrijf heb gevoerd, omdat ik al vijf weken ben afgesloten van televisie en internet. Wel ben ik minstens tien keer doorverbonden met mensen van eenzelfde afdeling en heb ik vijf keer teruggebeld, omdat doorverbinden met een andere afdeling nou eenmaal onderworpen lijkt aan de wetten der toeval en niet aan die van vakbekwaamheid. Ook hing ik in totaal bijna anderhalf uur in de wacht en toetste ik zo vaak mijn postcode in, dat ik begon te twijfelen of ze misschien mijn huisnummer bedoelden.
Het is natuurlijk ook niet niks, zo’n fusie. Dan gaat er wel eens wat mis. Telefoontje vier was verhelderend. De afdeling telefonie, daar moest ik zijn. Ja, het klonk misschien een beetje gek; bellen met de sectie telefonie over problemen met televisie en internet. Maar daar konden ze me heus verder helpen. Dat ik daar zelf niet op was gekomen. Doorverbinden was helaas niet mogelijk, ik moest maar even terugbellen. Het kon zijn dat ik weer in de wacht werd gezet. Want het was nogal druk, hè.
Ook de telefoniemevrouw zat ernaast. Dus belde ik opnieuw. Gelukkig nam er een meneer op – van welke afdeling ben ik vergeten, maar als man wist hij vast meer van dit soort dingen. ‘Binnen zeven dagen zal het probleem worden verholpen, mevrouw’, jubelde hij op een opgewekte klantenservicetoon. Een collega had het hem verzekerd. ‘Mag ik die collega dan even aan de lijn?’, vroeg ik. 'Nee, dat mag niet.' Dat mág niet? Was dit een grap? Maar meneer was bloedserieus. De collega, een specialist van het een of ander, sprak alleen met medewerkers, niet met klanten. ‘O.’, wist ik nog net uit te brengen. ‘En wat als het over een week nog niet is opgelost?’ ‘Dan adviseer ik u toch om nog eens terug te bellen, mevrouw. Goedemiddag.’
Verschenen in Hear Magazine
vrijdag 3 oktober 2008
maandag 4 februari 2008
Misdaadverslaggeving als een ware woensdagavondfilm
Nou is het niet zo dat ik carnaval heb gemist om thuis te blijven voor Peter (of Peter R. de V. zoals we hem binnenkort waarschijnlijk zullen noemen). Nee, helaas is de reis van Groningen naar Maastricht er, ook na de nodige nieuwe dienstregelingen en het torpederen van de zuiderzeelijn, niet korter op geworden (in het compensatiepakket is vooralsnog geen sprake van een investering in een snellere verbinding naar het zuiden - ook een manier om in Duitsland te komen als je het mij vraagt en tevens een mogelijkheid om, zo rond carnaval, onderweg zowel de Nederlandse als Duitse economie zijdelings richting hoogconjunctuur te stuwen).
Ik denk dat ook Joran hier stevig van baalde (voor hem dit jaar ook al geen carnaval op Aruba) en daarom proef op de som is gaan nemen in het noorden, om meteen de aanleg van een eventuele hogesnelheidstrein op het traject Groningen - Drachten - Heereveen te onderzoeken. Dat Drachten een van de weinige grotere dorpen in Nederland is zonder treinverbinding, was mooi meegenomen; het zou de kans om ontdekt te worden aanzienlijk verkleinen. Bovendien zou half Nederland voor de buis zitten. En de andere helft stond verkleed of dronken (of allebei) ergens in de kroeg. Ideaal.
Ik was een van de ruim zeven miljoen televisiekijkers, die twee uur lang hebben gekeken naar de 'keiharde bekentenissen' van Joran. Een knap staaltje misdaadverslaggeving, waarbij duidelijk werd dat Joran misschien niet achterlijk, maar op zijn minst krankzinnig moet zijn.
Desondanks stoorde ik me vreselijk aan de Amerikaanse opzet van de uitzending. De misdaadverslaggever leek alvast een voorproefje te willen nemen op de heldenstatus die hem in binnen- en buitenland ten deel moet gaan vallen. De Vries, die heel Nederland vanaf donderdag in zijn greep hield met een bijna mythische vooraankondiging van zijn spraakmakende onthulling, heeft kosten noch moeite gespaard om er een overweldigende show van te maken.
Met als tenenkrommende apotheose de reactie van Beth, de moeder van Natalee Holloway, die minutenlang en volledig in shock in beeld werd gebracht na het zien van Jorans uitspraken. Kort hierna overtrof De Vries zichzelf en Jerney Kaagman en wendde zich stoïcijns tot de kijkers thuis: 'Ik hoop dat u er de volgende keer ook weer bent, zoals ik er altijd voor u zal zijn.'
Het misplaatste en melodramatische einde (inclusief aangrijpend muziekje), waarin Jorans boek De zaak Natalee Holloway achteloos in de branding van de Arubaanse kust wordt geworpen, deed niet onder voor het gemiddelde slot van een ware woensdagavondfilm.
Zoals zo vaak, met zaken die buitenproportionele media-aandacht genieten, vraag ik me af wie er nou eigenlijk mee geholpen is. Hoe rechtsgeldig zijn bekentenissen, die op een verborgen camera en bovendien onder invloed, zijn afgelegd? En wat gaat Amerika doen als Joran niet opnieuw wordt opgepakt en veroordeeld, of er vanaf komt met enkele jaren celstraf en tbs?
Ik ben bang dat Peter R. de Vries en zijn informant Patrick van der Eem dan zelfs met carnaval in Drachten niet meer veilig zijn. En geen Oprah die daar wat aan verandert.
Ik denk dat ook Joran hier stevig van baalde (voor hem dit jaar ook al geen carnaval op Aruba) en daarom proef op de som is gaan nemen in het noorden, om meteen de aanleg van een eventuele hogesnelheidstrein op het traject Groningen - Drachten - Heereveen te onderzoeken. Dat Drachten een van de weinige grotere dorpen in Nederland is zonder treinverbinding, was mooi meegenomen; het zou de kans om ontdekt te worden aanzienlijk verkleinen. Bovendien zou half Nederland voor de buis zitten. En de andere helft stond verkleed of dronken (of allebei) ergens in de kroeg. Ideaal.
Ik was een van de ruim zeven miljoen televisiekijkers, die twee uur lang hebben gekeken naar de 'keiharde bekentenissen' van Joran. Een knap staaltje misdaadverslaggeving, waarbij duidelijk werd dat Joran misschien niet achterlijk, maar op zijn minst krankzinnig moet zijn.
Desondanks stoorde ik me vreselijk aan de Amerikaanse opzet van de uitzending. De misdaadverslaggever leek alvast een voorproefje te willen nemen op de heldenstatus die hem in binnen- en buitenland ten deel moet gaan vallen. De Vries, die heel Nederland vanaf donderdag in zijn greep hield met een bijna mythische vooraankondiging van zijn spraakmakende onthulling, heeft kosten noch moeite gespaard om er een overweldigende show van te maken.
Met als tenenkrommende apotheose de reactie van Beth, de moeder van Natalee Holloway, die minutenlang en volledig in shock in beeld werd gebracht na het zien van Jorans uitspraken. Kort hierna overtrof De Vries zichzelf en Jerney Kaagman en wendde zich stoïcijns tot de kijkers thuis: 'Ik hoop dat u er de volgende keer ook weer bent, zoals ik er altijd voor u zal zijn.'
Het misplaatste en melodramatische einde (inclusief aangrijpend muziekje), waarin Jorans boek De zaak Natalee Holloway achteloos in de branding van de Arubaanse kust wordt geworpen, deed niet onder voor het gemiddelde slot van een ware woensdagavondfilm.
Zoals zo vaak, met zaken die buitenproportionele media-aandacht genieten, vraag ik me af wie er nou eigenlijk mee geholpen is. Hoe rechtsgeldig zijn bekentenissen, die op een verborgen camera en bovendien onder invloed, zijn afgelegd? En wat gaat Amerika doen als Joran niet opnieuw wordt opgepakt en veroordeeld, of er vanaf komt met enkele jaren celstraf en tbs?
Ik ben bang dat Peter R. de Vries en zijn informant Patrick van der Eem dan zelfs met carnaval in Drachten niet meer veilig zijn. En geen Oprah die daar wat aan verandert.
donderdag 24 januari 2008
zij in de fles
golfde je zachtjes met haar mee
toen je zo belandde in de zee
of dreef ze verder van je af
toen je haar uit handen gaf
hield de kurk je ogen droog
toen ze langzaam in de wind vervloog
kreeg je het benauwd daar achter glas
toen ze uit 't zicht verdwenen was
of vond je dat het zout niet smaakte
toen haar traan je hals aanraakte
werd het zand je wat te heet meteen
toen de zon je iets te fel bescheen
en
weet je dat de kust ver weg zal blijven
zolang jij nog tussen wal en schip wil drijven
toen je zo belandde in de zee
of dreef ze verder van je af
toen je haar uit handen gaf
hield de kurk je ogen droog
toen ze langzaam in de wind vervloog
kreeg je het benauwd daar achter glas
toen ze uit 't zicht verdwenen was
of vond je dat het zout niet smaakte
toen haar traan je hals aanraakte
werd het zand je wat te heet meteen
toen de zon je iets te fel bescheen
en
weet je dat de kust ver weg zal blijven
zolang jij nog tussen wal en schip wil drijven
woensdag 23 januari 2008
Solliciteren met een fotohoofd
Wat ik vergat te vertellen was, dat ik in Observant een jaar lang iedere maand een column schreef over mijn ervaringen in Groningen. En dat we op de opleiding negen weken lang een wekelijkse krant hebben gemaakt. Een multimediale website hebben onderhouden. En alle wijken van de hele f*cking stad hebben afgespeurd naar 'nieuws'. Kan nog wel eens van pas komen als je solliciteert bij een regionale krant.
Zo kon het gebeuren dat 'dat wat ik tijdens mijn studie allemaal heb geleerd', bij mijn mogelijke, maar waarschijnlijk niet-toekomstige werkgever, de boeken in gaat als het schrijven van een interview met een Somaliër. Over de beeldvorming van Afrikanen in Groningen.
Een mooi stuk, dat wel, maar om nou te zeggen dat het representatief is voor alle vaardigheden die ik heb opgedaan tijdens de master, neuh. En Hirsi Ali had ik er ook al niet bij betrokken. Gelukkig plaatste ik wel komma’s tussen de persoonsvorm van de hoofdzin en het laatste werkwoord van de bijzin. Oog voor detail is ook wat waard.
Snel anticiperen op onverwachte of onvoorbereide vragen bleek duidelijk niet mijn sterkste kant. En mijn thee was al lang op, dus ho maar quasi-nonchalant nippen aan het kopje, intussen met gefronste wenkbrauwen en subtiel bijtend op mijn lip, schuin omhoog intelligent de lucht in staren.
Volledig uit het veld geslagen liep ik het gebouw uit. Waar ik die ochtend nog zo enthousiast en vol zelfvertrouwen naar binnen was gestapt. Wat op zichzelf al een overwinning was, gezien mijn gierende zenuwen voor alles wat te maken heeft met overtuigend presenteren.
Na het verprutsen van mijn sollicitatiegesprek, mocht ik ook de rest van de middag nodeloos naar de kloten helpen. Het werd dan ook wel weer eens tijd voor een nieuwe profielfoto op Hyves. Maar ja, welke?
Een korte zoektocht door wat recente plaatjes, leverde de bevestiging op dat ik over het algemeen maar één fotohoofd heb. Grote ogen, Grote neus, Grote lach. 'Hm', mompelde ik. 'Imagoversterkend', vond S.
Na wat knip- en plakwerk prijkten op mijn bureaublad vijf foto's. Want op de eerste stond wel heel veel arm in verhouding tot m'n hoofd. En keek je bij de tweede - waarop mijn arm weliswaar een beduidend kleiner oppervlak besloeg - niet een beetje teveel in mijn oksel? S. wist het ook niet goed.
Het werd foto vijf. 'Haha! Het mooiste van alles vind ik nog', msnde ze, 'dat iedereen denkt dat je zo'n foto er gewoon even hebt opgeklatst .' 'Opgeklatst is een nieuw woord trouwens', vulde ze droogjes aan. Ik schaterde het uit, voor het eerst die dag. 'Vanaf vandaag kan ik mezelf echt niet meer serieus nemen, S.', typte ik terug, snikkend van de lach. 'Ja, oh...mensen zouden dit eens moeten lezen!'
Tja. Mijn imago kan ik nu wel helemaal vergeten vrees ik. En die baan denk ik ook.
Misschien had ik tóch mijn fotohoofd moeten opzetten.
Ps. Het begint erop te lijken dat al mijn vrienden S. heten. Is niet zo, alleen op m'n weblog.
Zo kon het gebeuren dat 'dat wat ik tijdens mijn studie allemaal heb geleerd', bij mijn mogelijke, maar waarschijnlijk niet-toekomstige werkgever, de boeken in gaat als het schrijven van een interview met een Somaliër. Over de beeldvorming van Afrikanen in Groningen.
Een mooi stuk, dat wel, maar om nou te zeggen dat het representatief is voor alle vaardigheden die ik heb opgedaan tijdens de master, neuh. En Hirsi Ali had ik er ook al niet bij betrokken. Gelukkig plaatste ik wel komma’s tussen de persoonsvorm van de hoofdzin en het laatste werkwoord van de bijzin. Oog voor detail is ook wat waard.
Snel anticiperen op onverwachte of onvoorbereide vragen bleek duidelijk niet mijn sterkste kant. En mijn thee was al lang op, dus ho maar quasi-nonchalant nippen aan het kopje, intussen met gefronste wenkbrauwen en subtiel bijtend op mijn lip, schuin omhoog intelligent de lucht in staren.
Volledig uit het veld geslagen liep ik het gebouw uit. Waar ik die ochtend nog zo enthousiast en vol zelfvertrouwen naar binnen was gestapt. Wat op zichzelf al een overwinning was, gezien mijn gierende zenuwen voor alles wat te maken heeft met overtuigend presenteren.
Na het verprutsen van mijn sollicitatiegesprek, mocht ik ook de rest van de middag nodeloos naar de kloten helpen. Het werd dan ook wel weer eens tijd voor een nieuwe profielfoto op Hyves. Maar ja, welke?
Een korte zoektocht door wat recente plaatjes, leverde de bevestiging op dat ik over het algemeen maar één fotohoofd heb. Grote ogen, Grote neus, Grote lach. 'Hm', mompelde ik. 'Imagoversterkend', vond S.
Na wat knip- en plakwerk prijkten op mijn bureaublad vijf foto's. Want op de eerste stond wel heel veel arm in verhouding tot m'n hoofd. En keek je bij de tweede - waarop mijn arm weliswaar een beduidend kleiner oppervlak besloeg - niet een beetje teveel in mijn oksel? S. wist het ook niet goed.
Het werd foto vijf. 'Haha! Het mooiste van alles vind ik nog', msnde ze, 'dat iedereen denkt dat je zo'n foto er gewoon even hebt opgeklatst .' 'Opgeklatst is een nieuw woord trouwens', vulde ze droogjes aan. Ik schaterde het uit, voor het eerst die dag. 'Vanaf vandaag kan ik mezelf echt niet meer serieus nemen, S.', typte ik terug, snikkend van de lach. 'Ja, oh...mensen zouden dit eens moeten lezen!'
Tja. Mijn imago kan ik nu wel helemaal vergeten vrees ik. En die baan denk ik ook.
Misschien had ik tóch mijn fotohoofd moeten opzetten.
Ps. Het begint erop te lijken dat al mijn vrienden S. heten. Is niet zo, alleen op m'n weblog.
vrijdag 18 januari 2008
wederzijds
1. de verwarring
ik hji bne vreliedf is op mji oko
2. de twijfel
....ben
ik........op
....hem.
....is
....hij
....ook
....ver-
....liefd?
3. de opluchting
....ik
....ben
....ver-
....liefd.
....hij
....is
....ook
....op
....mij!
ik hji bne vreliedf is op mji oko
2. de twijfel
....ben
ik........op
....hem.
....is
....hij
....ook
....ver-
....liefd?
3. de opluchting
....ik
....ben
....ver-
....liefd.
....hij
....is
....ook
....op
....mij!
donderdag 17 januari 2008
Rempel, een wrample!
'Vluchtig bezien waren ze in een opgewekte stemming', schrijft Ian McEwan op de eerste bladzijde van zijn nieuwste roman Aan Chesil Beach. Ik las de zin een keer of vijf.
Sommige zinnen naderen perfectie, ademen iets ultiems uit. Ze nestelen zich in lichaam en geest, maken iets los en houden je vast. En dat komt vaak niet eens zozeer door wat er staat, of hoe het er staat, als wel door wat er wordt weggelaten.
Ernest Hemingway bestempelde een verhaal van zes woorden tot zijn beste werk. 'For sale. Baby shoes. Never worn', luidt de klassiek geworden frase, waarin een heel verhaal besloten ligt. En hoewel ook Ian McEwan de kunst van het weglaten uitzonderlijk goed lijkt te verstaan, ben ik blij dat hij 153 pagina's heeft volgeschreven.
De auteur beschrijft de huwelijksnacht van de twintigers Edward en Florence, aan de vooravond van de seksuele revolutie in de jaren zestig.
Bovenstaand citaat impliceert op subtiele wijze dat wat had kunnen zijn, maar wat niet is. En waarschijnlijk nooit zal komen (eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik het boek nog niet helemaal uit heb, maar aannemelijk is dat zich een onheilspellend drama gaat voltrekken). Tussen de regels sijpelt de bittere ernst van bedrogen geluk door. Treurig word ik ervan. En nieuwsgierig.
Een paar bladzijden verder. 'En ze hadden zoveel plannen, duizelende plannen, voor hen opgstapeld in de wazige toekomst, een even rijke wirwar als de zomerflora aan de kust van Dorset, en even fraai. ' Een van de duizelende plannen: niet zijn zoals andere mensen zijn, 'tenminste niet van binnen'. Prachtig in eenvoud, uniek in herkenbaarheid.
De weelderige flora bestaat bovendien uit kool en reuzenrabarber, een plant waarvan ik het bestaan niet had vermoed, maar die ik onmiddellijk in mijn tuin zou willen hebben vanwege de beeldende kracht die er in haar benaming schuilt. Ik ben bang dat reuzenrabarber er in werkelijkheid een stuk minder frivool uitziet dan in mijn fantasie (daar is ze namelijk oranje/roze met lange stengels), maar gelukkig behoeft het woord niets meer dan mijn eigen interpretatie.
Ooit nam ik me voor alle citaten die ik lees, zelf had willen verzinnen en die me - om wat voor reden dan ook - bijblijven, op te schrijven. Later zou ik dan met al deze verzamelde zinsneden, woorden, hele paragrafen soms, een verhaal componeren.
Naast uiteenlopende romans, werd ik geïnspireerd door zanger/tekstschrijver Stef Bos ('Ik wou dat ik een dichter was, dan kon ik dichter bij je zijn') en voormalig Spunk-redacteur Oscar Kocken ('Het mooie barmeisje krabbelde iets op een bierviltje. Ik krabbelde terug'). En McEwans 'Vluchtig bezien waren ze in een opgewekte stemming' zou misschien wel de opening zijn. Het slot zou hoe dan ook de woorden 'grootmufti' en 'paljas' bevatten.
En toen kwam Kluun. Die met Komt een vrouw bij de dokter min of meer mijn idee stal. En er een hele lelijke naam aan gaf. Namelijk 'wramplen' ('spreek uit als 'rempel' - zoals Brabanders warempel zouden zeggen', aldus Elsevier.nl. Nog een reden om het gewoon bij 'citeren' te houden).
Dus nu wil ik iets nieuws verzinnen. Een werk waarin al mijn literaire aspiraties op hun best tot uiting komen en waaruit anderen later veelvuldig zullen citeren. Zodat ik na de publicatie van mijn eerste roman/novelle/dichtbundel op een dag thuiskom in Brabant, en ze daar zeggen: 'Rempel durske, die'n inne, van Komt een vrouw bij de dokter, witte wel? Nou, d'n dieje dus, die het oe gewoon gerempeld in z'n nije boek!'*
* Bij gebrek aan kennis van het geschreven Brabantse dialect, heb ik me beperkt tot een fonetische weergave. Sorry.
Sommige zinnen naderen perfectie, ademen iets ultiems uit. Ze nestelen zich in lichaam en geest, maken iets los en houden je vast. En dat komt vaak niet eens zozeer door wat er staat, of hoe het er staat, als wel door wat er wordt weggelaten.
Ernest Hemingway bestempelde een verhaal van zes woorden tot zijn beste werk. 'For sale. Baby shoes. Never worn', luidt de klassiek geworden frase, waarin een heel verhaal besloten ligt. En hoewel ook Ian McEwan de kunst van het weglaten uitzonderlijk goed lijkt te verstaan, ben ik blij dat hij 153 pagina's heeft volgeschreven.
De auteur beschrijft de huwelijksnacht van de twintigers Edward en Florence, aan de vooravond van de seksuele revolutie in de jaren zestig.
Bovenstaand citaat impliceert op subtiele wijze dat wat had kunnen zijn, maar wat niet is. En waarschijnlijk nooit zal komen (eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik het boek nog niet helemaal uit heb, maar aannemelijk is dat zich een onheilspellend drama gaat voltrekken). Tussen de regels sijpelt de bittere ernst van bedrogen geluk door. Treurig word ik ervan. En nieuwsgierig.
Een paar bladzijden verder. 'En ze hadden zoveel plannen, duizelende plannen, voor hen opgstapeld in de wazige toekomst, een even rijke wirwar als de zomerflora aan de kust van Dorset, en even fraai. ' Een van de duizelende plannen: niet zijn zoals andere mensen zijn, 'tenminste niet van binnen'. Prachtig in eenvoud, uniek in herkenbaarheid.
De weelderige flora bestaat bovendien uit kool en reuzenrabarber, een plant waarvan ik het bestaan niet had vermoed, maar die ik onmiddellijk in mijn tuin zou willen hebben vanwege de beeldende kracht die er in haar benaming schuilt. Ik ben bang dat reuzenrabarber er in werkelijkheid een stuk minder frivool uitziet dan in mijn fantasie (daar is ze namelijk oranje/roze met lange stengels), maar gelukkig behoeft het woord niets meer dan mijn eigen interpretatie.
Ooit nam ik me voor alle citaten die ik lees, zelf had willen verzinnen en die me - om wat voor reden dan ook - bijblijven, op te schrijven. Later zou ik dan met al deze verzamelde zinsneden, woorden, hele paragrafen soms, een verhaal componeren.
Naast uiteenlopende romans, werd ik geïnspireerd door zanger/tekstschrijver Stef Bos ('Ik wou dat ik een dichter was, dan kon ik dichter bij je zijn') en voormalig Spunk-redacteur Oscar Kocken ('Het mooie barmeisje krabbelde iets op een bierviltje. Ik krabbelde terug'). En McEwans 'Vluchtig bezien waren ze in een opgewekte stemming' zou misschien wel de opening zijn. Het slot zou hoe dan ook de woorden 'grootmufti' en 'paljas' bevatten.
En toen kwam Kluun. Die met Komt een vrouw bij de dokter min of meer mijn idee stal. En er een hele lelijke naam aan gaf. Namelijk 'wramplen' ('spreek uit als 'rempel' - zoals Brabanders warempel zouden zeggen', aldus Elsevier.nl. Nog een reden om het gewoon bij 'citeren' te houden).
Dus nu wil ik iets nieuws verzinnen. Een werk waarin al mijn literaire aspiraties op hun best tot uiting komen en waaruit anderen later veelvuldig zullen citeren. Zodat ik na de publicatie van mijn eerste roman/novelle/dichtbundel op een dag thuiskom in Brabant, en ze daar zeggen: 'Rempel durske, die'n inne, van Komt een vrouw bij de dokter, witte wel? Nou, d'n dieje dus, die het oe gewoon gerempeld in z'n nije boek!'*
* Bij gebrek aan kennis van het geschreven Brabantse dialect, heb ik me beperkt tot een fonetische weergave. Sorry.
donderdag 10 januari 2008
Dat met die sektes en Six feet under
Sinds Jan Terlouws Gevangenis met een open deur, waarin Josje, Paul en Valentijn infiltreren in de sekte The Living Souls in Amsterdam, ben ik nogal in de ban van religieuze groeperingen. Dat wil zeggen, in de spreekwoordelijke zin van het woord dan. Ik heb er nooit tot een behoord, of willen behoren, al moet ik zeggen dat de partciperende journalistiek danig lonkt, na het lezen van een bericht over de sekte in het Russische Nikolskoje, waar 29 leden het einde der tijden - vermoedelijk in mei 2008 - afwachten in een bunker onder de grond. De leider van de groep, Pjotr Koeznetsov, wil de naderende apocalyps denk ik liever met eigen ogen zien, want hij verblijft buiten de grot. Goh.
Verbijsterd heb ik vorige week zitten kijken naar een aflevering van VPRO's Import: Jonestown, the life and death of Peoples Temple. Meer dan negenhonderd mannen, vrouwen en kinderen overleden op 18 november 1978 in de jungle van het Zuid-Amerikaanse Guyana.
Op last van leider Jim Jones (die zichzelf uiteindelijk met een kogel de dood injoeg), ontnamen zij zichzelf het leven door het drinken van een vergiftigde drank. Degenen die weigerden van deze drank te drinken werden gewurgd, of anderszins ter dood gebracht.
Het blijft me verbazen dat een persoon zoveel overtuigingskracht en charisma bezit, dat honderden mensen hem in zijn ideeën volgen en zelfs bereid zijn hun leven (en soms dat van anderen) ervoor te geven. Schrijnend zijn de geluidsopnamen van die bewuste dag in november, ontroerend en ongrijpbaar de interviews met overlevenden die nog steeds geloven te hebben gevochten voor een goede zaak. Namelijk het creëren van een betere wereld, ook wel Utopia genaamd. Ook al hebben sommigen hun hele gezin voor eigen ogen en in hun armen zien sterven.
Misschien is het omdat sektes en aanverwante zaken zo ontzettend tot de verbeelding spreken en al sinds jaar en dag een gewillig onderwerp zijn in onze beeldcultuur, maar ik kan er uren naar kijken en over lezen. Die door Jan Terlouw aangewakkerde (en later door Tim Krabbé's Het gouden ei stevig gevoede), ietwat morbide inborst is nooit meer helemaal over gegaan. Waar ik als kind doodsbenauwd was om levend te worden begraven, verkende ik als puber de grenzen van mijn weten en wilde een maatschappijleerwerkstuk maken over necrofilie.
Gelukkig bedacht ik me op het laatste moment dat hekserij misschien een meer maatschappelijk geaccepteerd onderwerp was en dat mijn grenzeloze nieuwsgierigheid soms beter binnen de kaders van m'n eigen fantasie aan een amateuristisch stukje onderzoeksjournalistiek onderworpen kon worden. Dus leende ik boeken over sektes, geesten en andere occulte dingen, kocht tarotkaarten en werd gothic. Ok, dat laatste is niet waar. Wel probeerde ik uit mezelf en de aardse wereld en, light-as-a-feather-stiff-as-a-board à la The Craft, in de paranormale wereld te treden (hilarisch, maar nee).
Ik werd gered door Six feet under; bij die serie kon ik me verlustigen aan een inktzwarte, humoristische benadering van de dood en geruststellend concluderen dat met mijn gezonde verstand weinig mis was. In vergelijking met dat van de hoofdpersonages tenminste.
Afijn. Terug naar Nikolskoje. Het is bijna twee maanden geleden dat het nieuws verscheen. En nu wil ik graag weten hoe dit verder gaat. Maar niemand die erover schrijft. Pjotr Koeznetsov schijnt schizofreen te zijn en in een doodskist te slapen. Hij beval zijn volgelingen in de grot te wachten en te bidden.
Nou, ik bid dat deze mensen snel worden bevrijd. En dat Koeznetsov heel gauw six feet under de grond wordt gestopt.
Op een zonnige dag, ergens in mei.
Verbijsterd heb ik vorige week zitten kijken naar een aflevering van VPRO's Import: Jonestown, the life and death of Peoples Temple. Meer dan negenhonderd mannen, vrouwen en kinderen overleden op 18 november 1978 in de jungle van het Zuid-Amerikaanse Guyana.
Op last van leider Jim Jones (die zichzelf uiteindelijk met een kogel de dood injoeg), ontnamen zij zichzelf het leven door het drinken van een vergiftigde drank. Degenen die weigerden van deze drank te drinken werden gewurgd, of anderszins ter dood gebracht.
Het blijft me verbazen dat een persoon zoveel overtuigingskracht en charisma bezit, dat honderden mensen hem in zijn ideeën volgen en zelfs bereid zijn hun leven (en soms dat van anderen) ervoor te geven. Schrijnend zijn de geluidsopnamen van die bewuste dag in november, ontroerend en ongrijpbaar de interviews met overlevenden die nog steeds geloven te hebben gevochten voor een goede zaak. Namelijk het creëren van een betere wereld, ook wel Utopia genaamd. Ook al hebben sommigen hun hele gezin voor eigen ogen en in hun armen zien sterven.
Misschien is het omdat sektes en aanverwante zaken zo ontzettend tot de verbeelding spreken en al sinds jaar en dag een gewillig onderwerp zijn in onze beeldcultuur, maar ik kan er uren naar kijken en over lezen. Die door Jan Terlouw aangewakkerde (en later door Tim Krabbé's Het gouden ei stevig gevoede), ietwat morbide inborst is nooit meer helemaal over gegaan. Waar ik als kind doodsbenauwd was om levend te worden begraven, verkende ik als puber de grenzen van mijn weten en wilde een maatschappijleerwerkstuk maken over necrofilie.
Gelukkig bedacht ik me op het laatste moment dat hekserij misschien een meer maatschappelijk geaccepteerd onderwerp was en dat mijn grenzeloze nieuwsgierigheid soms beter binnen de kaders van m'n eigen fantasie aan een amateuristisch stukje onderzoeksjournalistiek onderworpen kon worden. Dus leende ik boeken over sektes, geesten en andere occulte dingen, kocht tarotkaarten en werd gothic. Ok, dat laatste is niet waar. Wel probeerde ik uit mezelf en de aardse wereld en, light-as-a-feather-stiff-as-a-board à la The Craft, in de paranormale wereld te treden (hilarisch, maar nee).
Ik werd gered door Six feet under; bij die serie kon ik me verlustigen aan een inktzwarte, humoristische benadering van de dood en geruststellend concluderen dat met mijn gezonde verstand weinig mis was. In vergelijking met dat van de hoofdpersonages tenminste.
Afijn. Terug naar Nikolskoje. Het is bijna twee maanden geleden dat het nieuws verscheen. En nu wil ik graag weten hoe dit verder gaat. Maar niemand die erover schrijft. Pjotr Koeznetsov schijnt schizofreen te zijn en in een doodskist te slapen. Hij beval zijn volgelingen in de grot te wachten en te bidden.
Nou, ik bid dat deze mensen snel worden bevrijd. En dat Koeznetsov heel gauw six feet under de grond wordt gestopt.
Op een zonnige dag, ergens in mei.
Abonneren op:
Posts (Atom)