vrijdag 28 december 2007

mart, mijn lichtend voorbeeld voor '08!

Achteraf was mart natuurlijk de voorbode.
Ik miste mijn aansluiting van zeven uur in Nijmegen en dook traditiegetrouw een half uur de Bruna in. En daar stond 'ie, het nieuwste boek van mart smeets, Helder. Met kokette mart himself op de voorkant. Bloot, in een zwembad. Of nou ja, bloot. Dat wordt dus niet helemaal helder, omdat het zwembadwater een wat vertroebeld licht werpt op zijn de zaak. Godzijdank. En applaus voor dit doordachte boekomslag mart! Leuk gedaan, heel leuk.
De grootste winst: als ik nu aan mart smeets denk, dringt zich niet langer het beeld van een dikkerd in een gebreide Noorse trui aan me op (precies, zo eentje met een afzichtelijke, bedremmelde eland erop. En als we RTL Boulevard en Leco van Zadelhoff moeten geloven, loopt binnenkort heel celebrityminnend Nederland in zo'n ding. Nou, daar liep mart - blits als hij is - vorig schaatsseizoen toch even mooi op de mode vooruit).
Het tragische verlies: als ik nu aan mart smeets denk, zie ik een dikkerd, niet in een Noorse trui, maar in helemaal geen trui, bloot in een zwembad. Bareuh.
Welnu. Het begon dus allemaal met mart smeets.
Na mart smeets volgde een tamelijk vertraagde treinreis richting huis, waar ik meestal niet te lang bij stilsta, want meer vertraging betekent gewoon meer leestijd (en in de trein lees je voor de leuk, niet voor de studie), dan wel meer inhaal-slaapuren. Echter, in dit geval had mijn vertraging achteraf bezien misschien toch als teken van naderend onheil opgevat mogen worden.
Eenmaal op het station lukte het me vrij snel om mijn fiets terug te vinden, maar iets minder snel om haar uit de knoop te krijgen met een hoop andere fietsen, waarvan de eigenaren hadden geprobeerd om ze op exact hetzelfde, en kennelijk enig overgebleven vrije plekje, te stallen. Ja, dat gaat natuurlijk niet. Maar soit.
Op de fiets joeg de wind nog wat door de bomen en mijn straat, maar tegen half elf stak ik dan eindelijk mijn sleutels in de sloten. En of het nou ter compensatie was van het overdadige aantal kilowatts aan licht dat ik met kerst heb zien branden, of de door mijn vrienden van daarboven iets te letterlijk genomen 'donkere dagen na kerst', óf gewoon ten teken dat ik te lichtvoetig ben omgesprongen met stroom in welke vorm dan ook; er was licht noch geluid in mijn huis.
Hierdoor trapte ik op weg naar mijn kamer een op de grond gevallen spiegel kapot, zocht op de tast naar een doosje lucifers en las mijn verlate kerstpost bij kaarslicht. Gauw dook ik mijn bed in, niesde bijna een van de kaarsen uit en snotterde mijn boek in plaats van mijn zakdoek onder.
Heel even overwoog ik een winterslaap tot aan carnaval, tot ik besefte dat het licht irritante geluid van het onophoudelijke gedrup, dat al luttele weken in mijn kamer klinkt (oorzaak onvindbaar), zonder muziek op de achtergrond al snel omslaat in een werkelijk ondraaglijk geluid.
Dus greep ik naar mijn telefoon, smste vriendin S. dat we misschien alsnog de kroeg in moesten, vriend S. dat hij nog even moest wachten op een mailtje met daarin een briljante rijm als antwoord op zijn briljante rijm en nicht S. dat dit niet bepaald de thuiskomst was die ik me had gewenst.
En hoewel drie smsjes doorgaans weinig stroom verbruiken, bleef slechts één streepje batterij over. En begon het er ineens verdacht veel op te lijken dat ik mijn biologische klok erop moest gaan vertrouwen me de volgende ochtend om half acht te wekken. Helaas verschilt mijn natuurlijke bioritme meestal in ruime mate van het mechanische arbeidsritme, dus zette ik mijn telefoon uit en viel, heen en weer geslingerd tussen hoop en vrees, in een onrustige halfslaap.
Vanochtend werd ik wakker, iets voordat de wekker afging. Verward stak ik de kaars naast mijn bed aan en keek op mijn horloge. De wijzers wezen kwart voor vijf. Niet alleen in huis, maar zelfs op mijn horloge was de tijd stil blijven staan.
Ik denk dat 2008 een tijdloos lichtjaar gaat worden.
Maar misschien dat mart er morgen zíjn altijd heldere licht nog even op kan laten schijnen, als ik me in een Noorse trui op het NK Allround schaatsen waag.
God verhoede.
Mag dan alsjeblieft het licht uit?

zaterdag 15 december 2007

Wat ik zoal zag en deed, maar niet beschreef

Ik zag een man een brailleboek lezen in de trein en dacht: dáár ga ik over schrijven - maar waarom, hij kan het toch niet lezen. En bij aankomst was de noodzaak alweer een aardigheid geworden.
Ik vierde Sinterklaas-mét-surprise met mijn tien vriendinnetjes in Brabant en vond: dát moeten ze lezen - maar eigenlijk hadden jullie erbij moeten zijn. Onderweg sneuvelde ook mijn kartonnen televisie en viel er weinig meer te zien, laat staan te schrijven.
Ik ging naar het kerstconcert van Rob de Nijs en wist: dít mag niet worden vergeten - maar toen zong hij een intellectueel 'nou ja, voor een kerstlied dan' kerstlied. Vlak voor het einde raakte ik de draad en mijn verhaal kwijt.
Ik ging naar het kerstconcert van Rob de Nijs en hoorde: déze man moet een stem krijgen, voordat die van hem is verdwenen - maar toen vertaalde hij 'walking in a winter wonderland' naar 'rijdend door een winter wonderland'. Na afloop was ik blij dat de kans dat hij op zijn verjaardag met pensioen gaat vele malen groter is dan dat ik op mijn verjaardag door zijn winter wonderlandschap rijd.
Ik ging naar het kerstconcert van Rob de Nijs en voelde: híer ontkomt uiteindelijk niemand aan - maar ik ben rijker dan ik ooit heb durven dromen. Tot op heden ontbeer ik de vaardigheid om een snedig stuk over hem en zijn kerstconcert te schrijven.

Maar echt. Ik ging naar een kerstconcert van Rob de Nijs.
Gelukkig beschreef hij zelf wat ik zag en deed een handtekening. Op zijn foto.

woensdag 28 november 2007

En jullie dachten dat slapen op 'n erwt k*t was?

Omdat ik voor een tentamen altijd standaard net een dag te weinig tijd had om te leren, legde ik soms mijn aantekeningen onder mijn kussen. Zo kon de ontbrekende kennis 's nachts, hupsakee, als vanzelf mijn hersenen instromen. Door het kussen gefilterd van alle niet-relevante informatie. Dat het scheiden van hoofd- en bijzaken nooit mijn sterkste kant is geweest en ik dus in slaap viel op stapels readers en multomappen bij benadering zo dik als het archief van de VOC, mocht niet deren. Dat ik als gevolg hiervan tevens zit opgescheept met een verzameling Nutteloze Feiten waarmee ik de makers van de Nationale Geschiedenisquiz eventueel behoorlijk zou kunnen imponeren - mits ze tenminste een keer vragen naar het sterven van wijlen filosoof en anatoom Julien Offray de Lamettrie (1), de geestelijk graver van het Suezkanaal (2), of de lengte van het archief van de VOC (3) - beschouw ik bovendien als pure winst. Vredig sliep ik in, ervan overtuigd dat ik de volgende ochtend verlicht wakker zou worden en mijn toets glansrijk zou doorstaan. Wonderwel haalde ik ondanks dankzij dit (letterlijk) hardnekkige bijgeloof al mijn tentamens.

Lastiger werd het tijdens het schrijven van mijn scriptie. Het vooruitzicht om een half jaar lang mijn bed vol te stapelen met artikelen, boeken en tijdschriften leek me geen garantie voor een overweldigend magnus opum. Wat het hoe dan ook niet ging worden natuurlijk, maar die illusie koester je nog bij aanvang. Toen ik echter na luttele maanden alle vragen over het s-woord noodgedwongen moest repliceren met in één zin een combinatie van de woorden 'vorderen' en 'gestaag', besloot ik dat het tijd werd voor een nieuwe vorm van geestelijke indoctrinatie. Geïnspireerd door huisvriendinnetje F., die was geveld door rsi en boven haar bureau de kreet 'Ho ho! Eerst stretchen!' had hangen, kocht ik een watervaste stift en kwakte een a4-tje met daarop 'Een scriptie is slechts een grote schrijfopdracht' naast mijn computer. En warempel, na nog wat maanden sputteren begon ik de waarheid ervan in te zien. Vlak voor het begin van de master journalistiek op 1 september huppelde ik naar de copyshop, liet het ding keurig in tweevoud uitprinten voor mijn begeleiders en vergat in alle vreugde een exemplaar voor mezelf.

Het vervaardigen van een tweede scriptie vergt heel wat meer mentale ondersteuning. Heel gek, maar oefening blijkt ineens opvallend weinig kunst te baren. Iets met de uitzondering die de regel bevestigt denk ik. Of Murphy weer. Ik overweeg nu om het repertoire aan mijn muur uit te breiden met 'Ach, je hebt al een diploma!' en 'Dit is de laatste keer!'. Waarbij ik me dan zo voorstel dat ik tergend langzaam opsta van mijn bureaustoel, mijn armen met een dramatisch gebaar ten hemel hef en angstwekkend hartverscheurend meezing met André Hazes.

En mocht dit allemaal niet helpen, dan kan ik altijd nog mijn hele kamer behangen met de handleiding voor het schrijven van een scriptie. Of op een erwt gaan slapen en gewoon nog lang en gelukkig leven.

(1) Tragische dood na eten van vermoedelijk bedorven pastei
(2) Ferdinand de Lesseps
(3) 1243 meter

vrijdag 23 november 2007

Dichterbij - Een loflied. Of niet?

het had een lieflijk lofdicht kunnen zijn
met jou, jou alleen en niets dan jou in het refrein
waarin ik je bezingen zou (wat je wel niet willen wou)
met ooh! en aah! en oohlala! en ik jou eeuwig trouw
en tussen de regels door gaf ik je dan oneindig lange
vuurrode zoenen op je appelroze zachte wangen

jij, de allerliefste van de allemaalste op z'n allermooist
dat is alleen gestolen, way tooo much en zo zoetgevooisd
toch zou ik soms passievol, onverholen en bevlogen
willen schrijven over jou, ik, ons en hartjes in mijn ogen
welhaast gezwicht in mij, voor onaflatend lofgedichterij
maar doe maar dicht nu maar een ander dichterbij

een haiku wellicht
met jou als de lentezon
zomers vergezicht

dat ik het verzin
zoals de makers willen
elk seizoen erin

jij mijn winterdons
een herfstwandeling aan zee
oef, nee (*diepe frons*)

een limerick, is dat dan het geheim
een beetje Beatles' Polythene Pam in het klein
echter, ik ben geen John
noch poëtisch als Royston
dus laat mij die lofdichterick zijn

zoals je ziet heeft al dit de optimale vorm nog niet
geen hymne, haikoe, dwaze dicht die jij me rijmen liet
misschien wacht ik wel op jou, tot je in het echt verschijnt
je waarachtig niet meer uit mijn hoofd verdwijnt
en ik zomaar altijd schrijven wou
dat ik nooit meer anders dan je liefhebben zou

maar verdomme

waar blijf je nou

woensdag 21 november 2007

Die Neeltje!

Ik schrok een beetje van Neeltje gisteren. En van de schrik produceerde ik prompt een bulderende schaterlach (altijd goed voor de verstandhouding met de overige studenten in de ub), die moeiteloos oversloeg in lichte paniek. Wat weer resulteerde in het feit dat ik tot vannacht bijna half drie achter mijn pc zat. Omdat 'er niemand is die zo mooi kan schrijven als Lieke'. Ehm. Ja.

Vijf concepten verder en evenveel krappe uren slaap later zit ik op mijn werk. Stiekem te schrijven, want eigenlijk moet ik lezen. Maar ik wil zo graag nog zoveel schrijven. Een ode aan Bertha, de koffiejuffrouw van de kantine, bijvoorbeeld. Een steekhoudend politiek commentaar in de krant. Een historische roman. Een gedicht voor (of over) Neeltje. Een betoog over mart smeets en mensen die geen hoofdletters verdienen. Een analyse over niet uitgelezen boeken, onafgeschreven logjes en het causale verband met het niet kunnen maken van keuzes. Een reportage over de Van Tour Europe. Een interview met een necrologieënschrijver. Een kritiek op mijn onbewuste en schijnbaar onafwendbare voorliefde voor opsommingen. Een stuk over sektes en Six feet under en de bittere noodzaak van vernieuwing van mijn referentiekader. Een kerstlied.

Alleen moet ik de juiste woorden nog vinden. Tot die tijd verwijs ik jullie door naar Neeltje. Die schrijft, over leuke dingen.

zondag 18 november 2007

Om daarom

Toon Tellegen is jarig. En hoewel ik gelegenheden in feite onzinnige aanleidingen vind, maak ik van deze gemakszuchtig gebruik.

Ergo. Omdat het zijn verjaardag. Omdat hij zo mooi. Omdat hij soms absurdistisch, vaak filososfisch, en altijd raak. Omdat hij al jaren naast mijn bed, voor het slapen gaan. Omdat zijn wereld zo nu en dan mijn verlangen. Omdat zijn woorden niet de mijne, en stiekem toch ook weer wel. Omdat...nou gewóón. Om daarom.

De vlieg vloog tegen de mug aan, midden in de lucht.
'Ik was in gedachten verzonken..' zei de vlieg en streek zijn vleugels recht.
'Ik ook! Wat toevallig!' zei de mug die een bult op zijn voorhoofd had. 'Ik welke gedachten was jij verzonken?
'In mooie gedachten,' zei de vlieg.
'Ik ook! Wat leuk!' zei de mug.
Zij gingen naast elkaar tegen een muurtje zitten, en de mug haalde een boek met gedachten te voorschijn en begon het voorzichtig door te bladeren.
'Kijk,' zei hij, halverwege het boek, 'in dié gedachten verzink ik altijd.'
De vlieg bekeek die gedachten van boven naar beneden. Hij kende ze wel. Mooie gedachten waren het.
'Sla eens om,' zei hij.
De mug sloeg één bladzijde om.
'Ja!' zei de vlieg. 'Die gedachten. Daar verzink ik altijd in.' Hij wees een paar prachtige gekleurde gedachten aan en zoemde vergenoegd.
'Ja! zei de mug, 'dat zijn ook mooie gedachten. Dat vind ik ook.'
Zij kropen dicht tegen elkaar en keken verder in het boek.
'Wat is dat voor gedachte?' vroeg de vlieg en wees een dikke kronkelige gedachte aan.
'Dat is een slechte gedachte,'zei de mug. 'Heb jij die nooit?'
'Nee,' zei de vlieg, aarzelend, 'zo'n gedachte kan ik me niet herinneren.'
'O,' zei de mug. 'Je wordt helemaal rood van binnen van die gedachte, als je hem lang genoeg hebt.'
'Nee,' zei de vlieg toen. 'Die gedachte heb ik nooit.' Want hij was nog nooit van binnen rood geweest. Dat wist hij zeker.
Zo bladerden zij verder en zagen nog talloze gedachten. Diepe gedachten, zware gedachten, een paar zwarte gedachten - 'dat zijn noodlottige gedachten,' zei de mug die het boek goed kende - en ook luchtige, lichtblauwe en rare gedachten.
'Ik wist niet dat er zoveel gedachten waren,' zei de vlieg, toen de mug de laatste bladzijde omsloeg.
'Ja,' zei de mug. 'En dit is nog maar deel één.'
Zij schudden hun hoofd, namen afscheid van elkaar en vlogen elk een andere kant op.
De avond viel, dunne witte nevels maakten zich los van de grond en begonnen rond te dwalen, tussen de bomen, alsof zij iets zochten. Het was midden in de zomer, midden in het bos.

Uit: Toon Tellegen. Misschien wisten zij alles. 313 verhalen over de eekhoorn en de andere dieren.

woensdag 14 november 2007

Doedgesjoote!

Ik kan prima zonder tv. Heus. Ook zonder Cold feet (toch op dvd), Six feet under (bijna alles al gezien), De wereld draait door (lang leve uitzending gemist), Pauw & Witteman (geen onoverkomelijk gemis zolang het entertainmentgehalte nog eens extra wordt geïmpulsiveerd door het al te prominent in beeld brengen van Jeroens armbanden), Het (sport)Journaal (wat nou het einde van de kranten?), Wie is de mol (dat kijk je natuurlijk niet alleen en dus bij mensen wier televisie niet op punt van doorbranden staat) en alle mogelijk denkbare net 5-series (ook te volgen als je ze eens-in-de-heel-veel-tijd een keer ziet), vermaak ik me prima met een boek, muziek, of de serene stilte van een tv die niet aan staat.

Maar dinsdag viel ik per ongeluk in de herhaling van een van de afleveringen van De Top 2000 Trapt Af. Ai. Een popquiz met Matthijs van Nieuwkerk én Leo Blokhuis, vinyl, uit de vergetelheid opgerakelde clipjes en heel veel fijne muziekkennis. Dat ze voor deze aflevering uitgerekend Xander de Buisonjé in een van de teams hadden neergezet ('Oh, dit foute antwoord brengt jullie op een stand van -3') mocht de pret niet drukken. Limburgs trots, zanger en componist Gé Reinders ('Wat hebben de volgende drie afgebeelde mannen gemeen?' Gé: 'Doedgesjoote!' 'Wat?' 'Ze zijn alledrie doedgesjoote!') was een schot in de roos.

Nog 42 nachtjes slapen en dan begint de Top 2000 weer, met iedere avond een Top 2000 à Go Go. Nog twee nachtjes slapen en dan is Sinterklaas weer in het land. Met iedere avond een schoen om te vullen.

Dus, lieve, LIEVE Sinterklaas. Ik weet dat mijn schoen te klein is voor een nieuwe televisie. Of een tweedehandse (want die zijn meestal nog groter). En nu wil ik best grotere schoenen kopen. Echt. Maar daar kan ik natuurlijk helemaal niks meer mee als u weer terug in Spanje bent. Daarom zal ik mijn kamerdeur de komende weken op een kiertje laten staan. En mijn kapotte televisie alvast bij het grof vuil neerzetten. Zodat u en uw Pieten ruim baan hebben. Jullie mogen me ook best wakker maken, dan zet ik een grote pot thee en bak ik taai-taai. En ik hoef ook niks meer te hebben voor mijn verjaardag, of voor kerst. Dat zou immers overdreven zijn.

Ik woon op de Aweg, vlakbij een rotonde. Voor de voordeur zijn eigenlijk twee sleutels nodig, maar daar heeft u vast ook wel een Piet voor. En anders mag aanbellen natuurlijk ook. Nou, hopelijk tot gauw dan Sinterklaas!

Oja, Amerigo past wel in de tuin.

Liefs,
Lieke

donderdag 8 november 2007

Het zoekgeraakte dingen-winkeltje

Het zou een ‘zoekgeraakte dingen-winkeltje’ worden. Met een hele voor de hand liggende naam. Iets als Je weet me wel te vinden of Oh dáár daar ben je!. Want zoekgeraakte dingen vind je nou eenmaal terug op voor de hand liggende plekken.

Een soort ruilHEMA zou het zijn. In allerlei tastbare en ontastbare, vaak onvindbare zaken. Waar je een teveel kunt ruilen voor een te weinig. Dat je dan een beetje trots komt brengen en er een stukje moed voor terugkrijgt. Of dat mensen zichzelf gewoon vinden in mijn winkeltje op de hoek van de straat en er niet persee barrevoets een wereldreis voor hoeven te maken. Of dat je een rood fietslampje in onderpand doet (omdat de dief alleen de witte jat) en een witte de boel weer completeert.

Ja, van alles zou je er vinden. Dat wat mensen kwijtraken en kwijtmaken. Elastiekjes voor in je haar. Pinpassen, zonnebrillen, usb-sticks (met een klittenbandstripje), mp3-spelers. Oordopjes voor in mp3-spelers. Maar ook dingen waar je zomaar wel weer eens wat van zou willen hebben. Reuze reuzen (reuze reuzes?). Een casettebandje met Never gonna give you up van Rick Astley. Sowieso, cassettebandjes. Een Rubiks Kubus. Fabuland. Een ouderwetse typmachine die 'ting' zegt aan het eind van de regel. Een Tamagotchi. Of nee, die toch eigenlijk maar niet.

Toen ik klein was, prevelde mijn moeder altijd een gebedje als ik opnieuw iets op miraculeuze wijze had laten verdwijnen. ‘Heilige Antonius, beste vrind, maak dat ons Lieke haar doekje terugvindt’. Mama en meneer Antonius, altijd vonden ze 'm, mijn 'doekje'; een uitgeknipt stuk stof ter grootte van een theedoek, dat ik overal waar ik kwam achter me aansleepte en bij voorkeur 's nachts in bed kwijtraakte. Ook vonden ze mijn fietssleutels, horloges, verloren kledingstukken en later mijn propedeuse, paspoort en rijbewijs.

Tegenwoordig bid ik zelf tot meneer Antonius, mijn beste vrind. Want het vermogen om dingen kwijt te raken ben ik helaas nog steeds niet zoek. Vannacht vroeg ik hem om een berg inspiratie. Liefst in een handig doseerzakje. En ik denk dat ik het misschien wel heb gevonden, vandaag, in mijn eigen zoekgeraakte dingen-winkeltje.

Ik ga er nu maar eens zorgvuldig gebruik van maken. Voor mijn scriptie. Voor een mooie brief aan een verre vriend. Of een lang verhaal. Een gedicht, wellicht.

En honderdduizend kekke stukjes op mijn weblog.